Untitled (Ruimtelijk Object) 2010
In eerdere meubelstukken uit deze collectie wordt vaak gerefereerd aan het hergebruik van oude materialen om ze een duurzaam nieuw leven te geven, voorzien van een nieuwe functie en een nieuwe esthetica. Vooral het gebruik van panlatten heeft een speciale interesse, omdat dit hout niet alleen van een bos word geabstraheerd, maar vervolgens in een constructie wordt verborgen en dient als drager van andere constructies.
De ideeën die ten grondslag liggen aan deze collectie komen expliciet tot uiting in dit ruimtelijk werk. Het refereert aan de ene kant aan de oorsprong en eerste drager van het hout, maar wordt als geabstraheerde vorm weergegeven om de constructie die het hout voor ons belichaamd te presenteren. Het werk speelt met de verhouding tussen verbergen en onthullen, door de panlatten aan de buitenkant te plaatsen in een lijnenspel dat tijdens het arbeidsproces geleidelijk duidelijk werd, voor zowel maker als toeschouwer.
Door het werk in de publieke ruimte te presenteren wordt de toeschouwer uitgenodigd na te denken over de bewerkingsprocessen die natuurlijke materialen dikwijls ondergaan. Verder biedt het werk reflectie op het feit dat veel van deze materialen niet alleen in hun oorspronkelijke vorm van ons blikveld worden onttrokken, maar dat ze uiteindelijk vaak worden verwerkt in constructies waardoor ze voor altijd onzichtbaar blijven. Op deze wijze trekt het object de scheidingslijn tussen ‘natuurlijke’ en ‘maakbare’ schoonheid in twijfel.
Daarnaast wordt niet alleen het maakbare karakter van het object duidelijk, maar ook de ruimte waarin het object geplaatst wordt. Op deze manier refereert het object aan werken van bijvoorbeeld Ettore Sotsass en wordt het object gepresenteerd als totempaal of altaarstuk, waarbij het niet duidelijk is wat tegenwoordig precies aanbeden moet worden; de natuur, de constructies die wij daaruit maken of allebei.